„Welja, jö,” antwoordt Kees. „Wat betekenen nou twee glazen melk op zo’n grote hoop! En ons spaart het twee dubbeltjes uit!”
Als je met Kees uitgaat, beleef je altijd rare dingen! Jan voelt toch bewondering voor hem! Ze klimmen tegen een hoge boshelling op en als ze daardoor zijn, staan ze eensklaps op een duintop. Hier kan je uren ver de omgeving overzien. Recht voor hen ligt Duindorp. De torens en hotels steken tegen de horizon af. Jan stelt voor, straks langs deze weg terug te gaan. Dat vindt Kees best.
Eerst lopen ze nog een eindje door en gaan dan op een beschutte plek liggen. De bladeren van een berkje ruisen boven hun hoofd. Hier is het heerlijk. Achter hen klinkt wat geroezemoes. Kees gaat even kijken.
„Niets bijzonders,” zegt hij, als hij bij Jan terugkomt. „Er is nog een troep kinderen, ’t Is vandaag zeker een uitgaansdag voor een boel scholen.”
Al gauw vallen de jongens in slaap. Ze worden een paar uur later wakker, doordat het gesnerp van een fluitje in hun oren dringt. Eerst rekken ze zich eens lekker uit en gaan dan een kijkje nemen. Ze zien al wat het gefluit betekent. De kindertroep, die bij hen in de buurt speelde, wordt verzameld. Een meneer staat druk met zijn armen te zwaaien.
„Kijk eens, hij wenkt ons ook!” zegt Jan.
„Rustig blijven staan!” meent Kees te moeten adviseren. „Wij hebben niks met ’m te maken!”
De onderwijzer laat een noodkreet op zijn fluit horen en zwaait nog dringender met zijn arm naar de jongens. Ze
135