lijkers dan op de film te komen? Ze worden echter weggejaagd door een agent.
Na een poosje zien ze tal van mensen het raadhuis binnengaan. Wat is daar te doen? Vooruit, ze gaan maar eens kijken. Daarbinnen is het een gedrang van je welste. Honderden mensen staan rondom een tafel, waarop vellen papier liggen. Ze plaatsen daarop hun handtekening. Dat zijn de felicitatieregisters, naar Jan weet te vertellen. Hij heeft wel eens van het bestaan van die dingen gelezen.
„Ik zet ook m’n handtekening!” voegt hij er parmantig aan toe.
Nu, daar is niet veel moed voor nodig, want niemand wordt belet om zijn naam neer te schrijven.
„Wat zal de burgemeester vereerd zijn!” merkt Henk spottend op.
„Ach, jö,” antwoordt Jan, „dat leest ie immers toch niet allemaal!”
Nadat de mensen hebben getekend, gaan ze een zaal binnen. Daar kan je de burgemeester zien staan, omringd door vele personen. Alle voorbijkomenden drukken hem de hand. Zouden zij dat ook durven? Kees wel! Die stapt de zaal in, gaat recht op de jubilaris toe en zegt:
„Wel gefeliciteerd, burgemeester!”
„Dank je wel, jongen,” antwoordt de burgervader, vriendelijk glimlachend.
De andere jongens volgen Kees’ voorbeeld. Maar Henk is wat achteraan gekomen. Hij kon niet zo gauw bij de tafel komen, om zijn naam te zetten. Waar zijn de anderen gebleven? O, daar ziet hij ze al. En daar heb je een deftige
105