Het hart kent geen beraad dan uitersten van eenzaamheid, het hangt verloren in zijn staat tussen het jachten van de tijd en stilstand die zich niet bezweren Iaat.
De morgens blinken in verwonderd hopen, de middagen als reuzen lopen de poorten van den avond in, en niemand hunkert naar de zin, of in zijn nachten branden witte wonden van zekerheden nooit gevonden.
24