(jenadig is het ook om hier gelijk een eenzame rivier maar voort te stromen
onder het vluchtig waaien van de bomen,
en met een schaduwig gelaat
te aarzelen tussen het vrome
stamelen en de verheven staat
van wie door zwijgzaamheid is ingenomen.
Er jagen vlammen over uw gelaat,
gij weet het niet, gij staat in een volkomen
argeloosheid als in een zee gebaad,
gij kunt het leven niet anders meer dromen,
het is maar beter dat gij het zo Iaat.
23