[3e bomen donkeren weg, de stille mensen gaan hun schemerstille weg.
Roerloos schier lopen zij aan tussen het schemergedein en het almachtig staan der bomen boven de lijn van aards verlangen.
Zij kunnen niet anders zijn, zij blijven een leven gevangen in werelden veel te klein voor het grenzenloos verlangen waartoe zij geroepen zijn.
De schemering maakt hen klein, zij lopen de donkere, lange wegen in eeuwige pijn.
20