lZ)e zee is stiller dan de oogopslag aanschouwen kan,
zij leeft haar leven als een eenzaam man, van dag tot dag.
Zij heft haar branding als een donker schild voor haar gezicht, en niemand kent de ademloze stilt’ die daarachter verloren ligt.
De wind heeft vleugelen van wit metaal, de zee een stem van zwart graniet, tezamen hardden zij het staal waarop de tijd het hoofd te pletter stiet.
13