Van huis naar Hoorn
Wij rijden van huis naar Hoorn, een lange windtunnel van licht, bevloerd met weilanden, een vorstelijk tapijt voor onze overtocht.
Wij dringen kilometers diep de einder in, staan bruggen een ogenblik te woord en koelen ons aan waterplekken waarin wolken een plantaardig leven leiden.
Dan krimpt de hemel tot een kleine stad, een oude moeder die haar kinderen niet los kan laten; in haar warmte slapen en waken zij dromend, bespelen carillons om met de uren gelijke tred te houden en zinken na elke laatste slag weer eeuwen onder.
Hoorn aan het Hop. Wij stappen uit en hebben zelfs geen tijd om afscheid van onszelf te nemen.
31