HAAR NADERENDE STAPPEN
Haar naderende stappen in het huis, de gang door en de lege trappen op, een deur gaat open, dicht, er waait geruis van bomen uit een diepte naar mij op.
Ik kan mij niet bewegen, er verspringt geen licht van haar naar mij, zij komt hier niet, hoewel haar voetstap in de kamer dringt en er iets eeuwigs tussen ons geschiedt.
Maar verder hoor ik reeds haar schrijden gaan. Alsof het huis geen muren meer bezit, loopt zij de ruimte in, en hier vandaan, waar ik om haar verloren leven bid.
8