DE RUSTELOZE
Niet meer te kunnen rusten, overal hemelen zien waaraan de dag vergaat, de ogen sluiten voor het blind heelal dat in de sterren uitgeschreven staat, splinters van licht die aldoor dieper in het wezen dringen dat geen heil behoedt en toch de stilte aanrandt om een zin die eiken dag verwoest met levend bloed;
dit alles maanden, jaren achtereen tussen de stervelingen wier gelaat verhardde tot niet aan te tasten steen, eeuwig veracht, verzwegen en gehaat.