ADEMLOOS GEWELD
Weder verneem ik uw verlatenheid als een onhoorbaar waaien door den dag. Stilstaande, weet ik dat gij verder schrijdt daar waar geen teken u bereiken mag.
Het is het oude weten, ik vermag geen stap te doen, die niet teruggeleid wordt tot de stilstand, het volstrekt gezag, waarin gij sedert lang begrepen zijt.
Dit is verstikking, ademloos geweld van klanken die versmoren in de strot. Terwijl de avond reeds vooroverhelt, word ik nog door een eeuwigheid ontsteld zonder een sterrenhemel of een God, die mij verlossing van uw doodzijn meldt.
40