DE ANGSTIGE
De angst heeft mij te diep doorgraven, ik raak de wetenschap niet kwijt dat nergens in de eeuwigheid een toevlucht is, een smalle haven, waar deze angst wordt doodgeschreid.
Vergeefs heeft zich het hart verwijd en alle naamlozen omspannen die uit de wereld zijn verbannen en zwijgende ten dood geleid.
Nog steeds gevangen in dit leven onder de sterren en de wind, zie ik den avond aan en vind mij op mijzelf teruggedreven.
Misschien weet ergens een geluid de dode nacht te overschreeuwen.
Mijn oog ziet op den afgrond uit van zoveel weggezonken eeuwen, dat ik mij langzaam in voel sneeuwen achter mijn uitgebluste ruit.