HERFST
De huizen waanzinnig van stilte, alle tuinen uitgebloeid onder bleke, jagende luchten.
Lopende her en der moet ik de geuren van duizend voorjaren nog eenmaal ten dode toe beleven.
Mijn benen werpen lange schaduwen, vogels krassen angsten in mijn hart en vluchten.
Door elk verschijnsel opgeschrikt, verbannen zich mijn gedachten uit het stroomgebied des levens.
34