TERUGWAARTS
Gelaten worden vaag, men roept terug door tijd en ruimte naar een eeuwigheid, die geen verbeelding meer gedoogt, geen brug, waarover het doorhunkerd leven schrijdt, alsof de hemel boven ginds en hier dezelfde was. Het oog wordt niets gewaar van wat het hart vergeten wil: bestier van dromen zonder holten of gevaar.
Avonden melden stilte en verstenen, en later stijgen uit de grond der nacht schimmen die hun vergetelheid bewenen.
De eeuwigheid, die men te vinden dacht, bezit geen vorm meer en geen wezenskracht, die het verlangen houdbaarheid verlenen.
32