GEDULD
Het licht van deze dagen, het gestroom van zon en stemmen door mijn weerloos brein, dat enkel nog bestaat van angst en droom, onvatbaar waaien en vergeefse pijn.
En heel de nacht herhaalt zich het refrein des levens in de huiverende boom, die klanken openwaaiert aan de zoom, waar stilte en geluiden eender zijn.
Nooit komt er rust, de morgen houdt beraad over het leven dat beginnen moet, maar reeds de eerste stap is zwaar van bloed, dat overal voor dichte poorten staat.
Misschien, denk ik, wordt toch de avond goed, wanneer ik hem geduldig binnenlaat.
28