in slaap te vallen; zoiets gebeurde hem anders nooit! Sne* stond hij op en rekte zich uit, om de laatste slaperigheid uit zijn leden te verdrijven. Het was al bijna halfvier. Wat een geluk, dat hij zich niet had verslapen voor zijn afspraak met de burgemeester!
Op het achterterras zaten mevrouw Poolman en Blinxma. Marie zette juist het theeservies op een tafeltje. Hans wilde zich bij hen voegen, bedacht toen opeens, dat hij er nog wel wat verfomfaaid uit zou zien, maar had om de een of andere reden toch niet de moed om door te lopen. Enigszins verlegen nam hij in een van de tuinstoelen plaats en streek zich door zijn haren. Er lag een glimlach in de ogen van mevrouw Poolman, terwijl zij hem aankeek. Hans voelde zich betrapt en daarom vertelde hij maar, dat hij in slaap was gevallen. „Ik schaam me er werkelijk over!” zei hij.
„Kom, kom,” antwoordde de gastvrouw, „dat zou ik maar niet doen. Wie met vakantie is, mag Js middags heus wel een tukje doen. En je wordt hier al gauw slaperig van de lucht”
„Een slapende detective!” zei Hans met zelfspot.
„Ik vind het eigenlijk een enig geval!” verklaarde Marie, die thee schonk. „Zo romantisch!”
„Misschien komt die romantiek nog,” antwoordde Hans, „maar tot dusver heb ik er weinig van kunnen merken.” Weinig — ja, dat was zo, maar toch wel iets, ook al kwam het niet door het geval van die onvindbare tante. Het zat in de lucht, in de omgeving, in hemzelf ook. Hij voelde het plotseling heel duidelijk: hij naderde een keerpunt in zijn leven, er zou een einde komen aan veel verwarrends,