xigens niet heel veel wijzer hadden gemaakt en keek toen op zijn horloge, 't Liep al tegen twaalven, hij moest voortmaken, anders kwam hij misschien te laat aan de koffiemaaltijd.
De vrouw vroeg nog waar hij vandaan kwam, hij antwoordde snel: „Amsterdam” en excuseerde zich toen.
Door de brandende zon liep hij naar het dorp, met het voornemen nooit naar het Duivelsgat terug te keren.
51