Dit was wel een erg gemoedelijke zaak. Hans, gewend elke dag buitenshuis te eten en prompt te worden bediend, moest er even om lachen. Dat kreeg je als je de provincie introk! Ofschoon hij het in de provincie ook wel eens heel anders had meegemaakt. Hij ging maar weer zitten, nu in de gelagkamer, dicht bij een geopend bovenraam.
Het viel gelukkig allemaal erg mee. Al spoedig zat Hans achter een glaasje bier, dat hem voortreffelijk smaakte. Er was soep, hij kon groenten en gebakken aardappelen krijgen en een stukje vlees. Het was meer dan voldoende.
Hij was nog niet helemaal klaar, toen de waard weer binnenkwam, met de handrug over de mond veegde en in de buurt van de bezoeker bleef staan, kennelijk om een praatje te maken. Natuurlijk ging het eerst over het weer, toen over het feit, dat het hier vandaag erg stil was. „Maar de echte vakantietijd is nog niet begonnen,” zei de waard. „Dan vindt u hier wel meer volk!”
„Kent u Eelstwoude?” vroeg Hans opeens.
„Jazeker,” bevestigde de waard, „een mooi plaatsje. Gaat u daar naar toe?”
„Ja, ik wou de eerstvolgende bus nemen.”
„Ik heb er een broer wonen,” vertelde de waard. „Ik verwacht hem aanstonds hier. Hij komt met zijn auto, dus u zou misschien wel met hem mee terug kunnen. Tenminste, als het u niet te laat wordt, want hij zal wel niet voor tien uur weggaan.”
„Ik heb geen haast,” verklaarde Hans, „maar weet u zeker, dat het kan? Ik zou niet graag de bus missen, want daarna gaat er geen meer vanavond.”
Zijn gastheer stelde hem gerust. Er konden vier personen
20