naadje van de kous weten. „Bent u iets wijzer geworden wat betreft uw tante?” vroeg hij.
„Tja,” zei Hans. „Nee, eigenlijk niet... Neemt u me niet kwalijk!” En hij liep de trap op, naar zijn kamer, om zich aan het gezelschap van de goedmoedige kolonel te onttrekken.
Ach, dacht Hans, de man meent het niet kwaad, maar ik ben nu werkelijk niet in staat, met hem te converseren. Hij waste zijn handen en toen ook zijn gezicht, hij had het warm gekregen van de lange wandeling. Nu moest hij even goed bedenken, hoe hij zich aanstonds aan tafel gedragen moest: zeggen dat de historische gegevens van de rentmeester buitengewoon interessant waren, maar dat ze hem niet verder op weg hadden geholpen. Dat was de waarheid en verder was er geen enkele reden, waarom hij zich niet normaal zou gedragen. Over de rest van zijn gesprek mocht hij zich niet uitlaten; de rentmeester had hem geheimhouding opgelegd.
Hij sloeg er zich aan de maaltijd goed doorheen, ofschoon de verschijning van Marie hem even in de grootste verwarring bracht. Doordat hij zich uit alle macht beheerste en zo gewoon mogelijk deed, voorkwam hij een ramp. Hij had althans het gevoel, dat er anders een ramp was gebeurd. Hij slaagde er zelfs in, zijn aandacht te houden bij een nogal langdradig verhaal van juffrouw Roovers, die om een onnaspeurlijke reden uitvoerig vertelde, hoe ze als kind eens op straat een schoentje had verloren en welke noodlottige gevolgen uit dit verlies waren voortgevloeid. Na het eten begaven de andere gasten zich naar hun kamers, Poolman en zijn vrouw gingen in de auto uit en Marie verdween naar de keuken. Hans stond even te
113