‘Badhotel? U bedoelt toch niet.. . ’
‘Ja, dat is juist de bedoeling! Mijn lastgevers willen hier een etablissement voor zomergasten stichten.’
‘Naar de duivel met zomergasten! We willen hier met rust worden gelaten!’
Hij ging naar de deur en opende deze. De bezoeker had maar te vertrekken.
‘U zult een mooie winst kunnen maken, meneer Bauer,’ zei hij nog, terwijl hij al op de drempel stond.
‘Dank u. Ik ben voor deze zaak niet meer te spreken.’
Een zomerverblijf, badgasten, in dit stille dorp! Men had er geen behoefte aan. Terwijl de wereld uit duizend wonden bloedde, zouden hier wat patsers een geest van luidruchtigheid brengen, hun weelde ten toon spreiden. Hij zou alles doen wat in zijn macht stond om het te verhinderen.
Maar er waren andere machten dan de zijne in het spel. Burgemeester Hillen liet zich de kwestie ter harte gaan. Er openden zich grandioze perspectieven voor de gemeente. Hij zag Stormoord al op één lijn met de grootste badplaatsen en legde meer enthousiasme dan hij ooit had getoond aan de dag om de zaak tot een goed einde te brengen.
Bauers terreinen waren de geschiktste, dat leed geen twijfel. De weerbarstige eigenaar moest bepraat worden. Het duurde niet lang of de burgemeester zat tegenover de bakker, gewichtig, maar innerlijk onzeker, nu hij het harde masker van dat gelaat weer voor zich zag.
‘Burgemeester,’ zei Jan, ‘ik begrijp je niet. Stormoord is een plaats van strenge zeden. Wat wil je hier binnenhalen?’
‘Kom, kom, Bauer, ben je zó fijn in de leer?’
O, dat wist Jan niet, dat je fijn in de leer moest zijn om zo’n parvenu-bende, zo’n hoerentroep buiten de deur te willen houden.
Die uitdrukkingen waren de burgemeester te kras. Natuurlijk, er zouden mensen komen met andere opvattingen dan die van onze goede, eenvoudige Stormoorders, maar men hoefde hier niet alles toe te laten.
‘Komt er een persoonscontrole aan de grens van de gemeente?’ vroeg Jan scherp.
‘Dat zal niet nodig zijn. Want we zullen onze eisen stellen. Je kent het gemeentebestuur en onze raad voldoende om te
88