De natuur bleef zichzelf, zij veranderde evenmin als God. Wie kon stormlopen tegen deze onwrikbaarheid? Wat zou het leven zijn, als men deze vaste grond niet meer kon voelen? Alles - armoede, ongerechtigheid, haat, afgunst - ver
vaagde voor dit absolute. De eeuwigheid was niet louter verschrikking, zij was ook zekerheid en rust. Hij moest daarover spreken met Koos, die het beter begreep dan de dokter.
‘Het wordt me nu duidelijk,5 zei hij, ‘de wereld verandert niet, maar wij veranderen. Jezus Christus is gisteren en heden dezelfde en in der eeuwigheid. Als ik dat altijd voor ogen kon houden.. .5
‘Ja, dat zou kunnen. Maar dan zou je nog niet in alles berusten. We zijn maar zo kort op deze aarde en we zouden zo graag willen, dat nog in onze dagen de grote ommekeer kwam.5 ‘Ja,5 zei hij, ‘maar God heeft Zijn eigen tijd.5
Het leek goed te gaan. Hij voelde zich deemoediger dan ooit
tevoren. Het gelaat der schepping had niets hards en afschrikwekkends. Het was een eeuwig zichzelf gelijke openbaring, waarin het hart tot rust moest komen of te gronde gaan in vergeefse opstandigheid.
Toch, ondanks deze deemoed, bleef hij afzijdig staan van de kerk. Al die mensen weer van nabij te moeten zien, in hun onwaarachtige, bekrompen godsdienstigheid - het zou dit nieuwe gevoel in hem kunnen doden. Op een afstand waren de mensen beter, men kon dan geloven, dat ze het zo kwaad niet meenden.
In deze periode van betrekkelijke windstilte begonnen zich veranderingen in het dorpsbestaan te voltrekken. Bauer had enige jaren tevoren voor een klein bedrag enkele onder de kust gelegen duinterreinen gekocht van een man, die in moeilijkheden verkeerde. De gronden brachten niets op, hij had het louter gedaan om de benarde te helpen. Nu kreeg hij op een dag bezoek van een makelaar, die zich voor de grond interesseerde.
‘Wat wou u er mee doen?5 vroeg Bauer.
‘Ik kom voor een nieuw opgerichte maatschappij, de N.V. Badhotel Stormoord.5
Bijna verloor de bakker zijn zelfbeheersing, maar hij wist zich te bedwingen.
87