Hij weigerde, zich aan een program te binden. Wie geen vertrouwen in hem stelde, kon zijn eigen weg gaan. Een beruchte leegloper, Klaas Schipper, sprak van overweldiging.
‘Ik zeg maar, dat een rijke andere belangen heeft dan wij/ De kleine kamer, waarin zich deze scène afspeelde, scheen vol met ontplofbare stoffen. De harde blikken van Jan Bauer kruisten de brutale, uitdagende van de lompendrager.
‘Die kerel moet er uit!’ zei een van de aanwezigen.
De anderen vielen hem bij met kreten, die waren als steenworpen naar een ter dood veroordeelde.
Jan had de overhand behouden. Maar hij wist, dat er moei-lijker ogenblikken zouden komen.
Terwijl het dorp zich overgaf aan gefluister, sloot hij zich op in zichzelf en dacht na. Er vond langzaam een verschuiving in hem plaats. Hij zag de dingen niet alleen meer met betrekking tot zijn eigen persoon. Hij was voor het forum der openbaarheid getreden, nieuwe problemen doemden op, bergen, die hij moeizaam moest beklimmen.
De armoede bestond. Zij was een gruwel en een noodzakelijkheid. Wie zijn Bijbel kende, was van beide overtuigd. Het was duidelijk, dat het streven naar rechtvaardigheid door God in het menselijk hart was gelegd. Wie de noden der wereld voorbijging, had geen idee van het Koninkrijk der Hemelen. Het bezit, de persoonlijke eigendom, steunde op de wet. Het kwam niet in Jan op, te twijfelen aan de rechtmatigheid van de eigendom. Men was gerechtigd tot datgene, wat men door zijn bekwaamheid, zijn arbeid had verworven. Maar wat door erfenis of huwelijk was verkregen? Hier was de rechtvaardigheid blijkbaar zoek.
Zijn hoofd kon deze vraagstukken niet aan. Te bewogen was hij, om langs logische lijnen te denken. Elke gedachte werd door zijn drift aangevat en in een beeld omgezet. Hij moest zich bepalen tot het dagelijkse, het directe, wilde hij niet naar een chaos worden meegesleurd.
‘Tot nu toe heb ik alles uit medelijden gedaan/ zei hij tegen Koos.
‘Natuurlijk. Waarom anders!’
‘Dat deugt niet. Medelijden is verkeerd. Als je rechtvaardigheid zoekt, heb je geen medelijden nodig.’
Zij liet zich niet zo gauw van haar stuk brengen.
38