In de kleine provinciestad voelde hij zich een boer. Hij tastte enige malen naar zijn pet, hij had al zijn kracht nodig om niet rechtsomkeert te maken.
Het huis van zijn oom lag aan een smalle gracht. Het donkere, onbeweeglijke water bezorgde hem een huivering. Het stille leven van dit stadje werd er in weerspiegeld. Het sloeg hem naar de keel en plots kwam zijn energie weer boven.
Koos, met een boezelaar voor en rode werkhanden, deed hem open. Haar ogen straalden hem als zonnen tegemoet. Hij grabbelde aan z’n pet en vergat haar uitgestoken hand te drukken. ‘Hier ben ik,5 zei hij.
Zij glimlachte en trok hem mee naar binnen, want hij bleef op de stoep staan.
Als een neef, een gewone betamelijke neef, werd hij door oom en tante ontvangen. De oude man met zijn lange stenen pijp keek hem van onder zware wenkbrauwen aan. Alle verlegenheid dooide van Jan af, toen hij die onderzoekende blik zag. Hij herinnerde zich alles en wilde van wal steken. Toen kwam daar Koos met koffie en haar ogen zeiden, dat hij moest wachten. Hij begreep haar zo volkomen, alsof hij haar altijd bij zich had gehad.
Aangezien hij voor praatjes over weer en familie-aangelegen-heden niet toegankelijk was, versteende de stemming al spoedig. Ze zaten te kijken en te zwijgen.
‘Jan/ zei Koos, en wenkte hem mee.
Het leek afgesproken werk. Hij volgde haar naar de keuken. ‘Luister eens/ zei ze en plukte aan haar schort.
Hij luisterde, hij wilde niets liever dan raad van haar aannemen. Maar ze bleef zelf steken, ze kon haar draai niet vinden. Daardoor werd hij meester van de situatie.
‘Koos, kan ik er over spreken met je ouders?’
Haar neergeslagen oogleden waren witte schelpen, witter dan hij ooit aan het strand had gezien. Hij sloeg de armen om haar heen en alles was goed, al deed het pijn. Want hij wankelde weer onder de overmaat van geluk.
Opeens kon hij alles. Terwijl zij in de keuken bleef, ging hij weer naar binnen, zeker van zijn zaak.
‘U begrijpt misschien, waarvoor ik ben gekomen.’
‘Ja/ zei oom Hendrik, die zijn pijp uitklopte in het asbakje. ‘Koos en ik zijn het eens geworden. U hebt er zeker geen be
23