STERREN
De sterren zijn weer angstiger, ik hoor achter de bomen het vereenzaamd lopen der winden; elke trilling trekt haar spoor door mijn gestalte die zich in den open avond als een gevallen ster verloor.
Nergens kan nog het fluisteren ontwaken van een gelaat dat zich heeft afgewend eer ik het tot die grond toe heb herkend die zelfs de zenuwtoppen nimmer raken.
De mist weeft schaduwen tussen de takken, waar even nog een spel van diepte was, langzame waterdruppels voel ik zakken tussen het donkere, bewogen gras, en elke vlucht herkent de hemelvlakken met hun verwilderd brandende gewas.
10