DEUREN
De deuren vielen telkens dicht, zodat je niet naar binnen kon.
Ik zag je hunkerend gezicht, dat in het late, grijze licht bleef hangen als een bleke zon.
Je wilde roepen, maar er schoot geen klank meer uit je wezen los. Een donker gat lei diep en groot de afgrond open van je dood, daar waar ik eens je stem vernam.
Je rukte niet meer, elke deur bleef stom. in zijn geslotenheid.
De dag verloor aan vorm en kleur, de wind verwaaide met een geur van smetteloze eeuwigheid.
6