Wie onder schaduw van een groot verdriet de lichte wereld in de ogen ziet, hem moet het licht al bandelozer bloeien en zwarter wordt zijn eigen hartsgebied.
Ik hoor de wind, ik hoor het zachte lopen van mensen die de nacht niet zonder hopen kunnen bestaan, maar aan mijn venster doet de duisternis zich blind en zwijgend open.
Dit is de grond waarop uw voeten traden, dit is de hemel die u heeft verraden, dit is mijn levend hart waarop uw dood gelijk een zwart gebergte is geladen.
De dag is zwaar van troebele geluiden, de wolken stromen uit het herfstig Zuiden. Van alles wat de wereld mij verraadt wil niets meer naar uw diepe stilte duiden.
27