KWATRIJNEN
Omdat gij uit de wereld zijt gestoten, zie ik de nachten enkel nog als grote donkere wonden, waarin gij een pijn geopend houdt die nooit wordt toegesloten.
De straten waar gij eenmaal hebt geschreden roepen mij aan met de verlorenheden vau uw bestaan, dat mij vervolgen zal zolang ik niet uw dood heb uitgeleden.
Elke nacht weer, wanneer de sterren stranden aan mijn gelaat, voel ik uw tranen branden en strek naar een nog nooit ontwaarde kust stom en vergeefs mijn hunkerende handen.
De nachtegaal maakt zomer in de bomen en weer is mij uw verre stem gekomen gelijk muziek uit een verborgen dal langzaam de hemelruimte vol gaat stromen.
26