STENEN
De huizen hadden grijze, vlammende ogen. Wij waren daar beiden, wij bewogen ons door die ene ademloze straat, waar alles stilviel, enkel het gelaat der gevels in de ondergaande zon brandde vergeefs. Ons reikend leven kon dit niet meer dulden, onder onze voeten verpulverden de stenen, en er kwam geen hoge angst in ons, geen blind ontmoete] dat aan de stenen hun geweld ontnam.