JUNIAVOND
De Junimaand, ik sluit mijn venster laat. Avondzeeblauw spant daarbuiten de nacht de sluierflarden uit van haar gewaad.
De maan staat onbewegelijk op wacht.
De stilte die ik tot mij binnenlaat is waterkoel; ik voel de teugen zacht neervloeien in mijn borst; ik houd beraad met alles wat ik nog te weten tracht.
De tijd heeft zijn ontzaggelijke vlam ingekort tot de doorzichtigheid van dit moment. Moeite en dood zijn afgronden die ik te boven kwam, terwijl ik, tot het uiterste bereid, in een volmaakte rust mijn ogen sloot.