paardendressuur. Maar dit was, ik moet het nog eens zeggen, anders, een met niets te vergelijken ritmisch avontuur.
Plotseling leek het open, verlichte huis een bloeiende vruchtboom waardoor een windvlaag gaat. De lichten schommelden, vitrages wapperden buiten de vensters. De ruiters waren verdwenen, maar onmiddellijk daarop zag ik een eindeloze stoet vanuit de duinen naderen, galopperend, springend, sterke mensen, sterke dieren. In de maneschijn vormden ze figuren, cirkels, sterren, ze draaiden en wendden, ze stoven de heuvels op en af. En overal waar ze zich bewogen, schoten fosforescerende strepen met hen mee, zoals met de golven van de zee in een warme zomernacht. Misschien lichtte de zee wel op ditzelfde ogenblik, misschien was er ook tussen zee en land geen verschil meer en vormden ze één geheel. De ruiters, nu in drie, vier stoeten gesplitst, naderden het huis, in volmaakte symmetrie. De stoeten kruisten elkaar; ik zag hoe paarden op hun knieën zonken en andere over hen heen sprongen, waarna de eerste zich weer oprichtten en verder snelden. Er klonk geknal van zwepen, een kort mitrailleurvuur. Even leken alle paarden in de grond verdwenen; toen zag ik hen de bijgebouwen binnendraven, eruit komen, het huis aan de achterzijde binnengaan en aan de voorzijde verlaten. Ook de deuren van de zij terrassen vlogen ze in en uit. Er schenen geen obstakels voor hen te bestaan; hun bewegingen bleven beheerst en juist in deze beheersing van een volkomen vrijheid.
En alsof dit alles nog niet fantastisch genoeg was, zag ik hen nu ook op de bovenverdieping verschijnen, uit de ramen en van de balkons springen, in een felle, maar nooit wanordelijke wemeling die nog geaccentueerd werd door de lichtende strepen welke overal met hen mee stroomden, een geluidloos vuurwerk. Het dook achter het huis de grond in en schoot aan de voorkant omhoog, tegelijk met de paarden en hun ruiters, waarvoor ook al geen dimensie, geen zwaartekracht meer schenen te bestaan. Hemel en aarde, boven
94