tende werken van kunst, welk laatste woord dan met een hoofdletter geschreven wordt om goed te doen uitkomen dat het iets buitenissigs geldt.
Ik was nog niet zover dat ik me ook tegenover mezelf voor mijn gevoelens schaamde. Ze waren me ook te zeer de baas, ze omringden en doordrongen me, ze deden me rondgaan in een heldere droomtoestand.De herinnering daaraan is onverbrekelijk met die warme februaridagen verbonden en ik heb lang geloofd dat mijn innerlijke wederwaardigheden door de zon op gang zijn gebracht. Zonnigheid was de kleur en de geur ervan. Zelfs op de momenten waarop de verwondering om de wereld mij het gevoel gaf dat een vuist zich om mijn keel sloot, was ik gelukkig, bleef ik de wereld ervaren als een verschijnsel dat iedere dag nieuw begon, een avontuur waaraan ik mij overgaf, al moest ik eraan te gronde gaan.
Ik ging niet te gronde, ik had er zelfs geen idee van wat dat betekende, maar enthousiasme kan het niet zonder een vleugje dood stellen. Louter spel was die ondergangsgedachte echter niet, want al kon ik haar niet werkelijk op mezelf betrekken, de plotselinge zomer opende mijn ogen toch wijder dan ooit tevoren voor het fenomeen der vergankelijkheid. Overal in het duinzand spartelden kleine vliegjes. Men noemde ze zo en ze leken er ook op, maar ze konden niet vliegen. Niemand wist waar ze vandaan kwamen. De bewering dat de onverwachte warmte ze te voorschijn had geroepen, was inderdaad maar een bewering. Ze waren er, ze spartelden en ze stierven, bij duizenden. Ik zag het zoals iedereen, verbaasd en met een licht gevoel van weerzin. Eendagsvliegen. Waarom werden ze geboren, waarom vergingen ze? Waarom was alles er? Ik wist het: nergens om. Dit tastte mijn geluksgevoel niet aan, het had er geen enkele invloed op. Het was een constatering die evenmin consequenties had als de gedachte aan mijn eigen ondergang.
De vliegjes stierven, maar ik was sterk, sterker dan eerst. Zonder het
76