aan boord gekomen, ik had de naam zelfs zorgvuldig verzwegen en alleen op een dag langs mijn neus weg gevraagd hoe je erachter kon komen wie de eigenaar van een onbewoond huis was. In een andere plaats dan de onze zou zo’n vraag misschien verwondering hebben gewekt, maar in ons dorp met zijn vele uitwonende eigenaars klonk ze niet vreemd.
Overigens was de wetenschap dat er een kadaster bestond mij van weinig nut. Deze dienst was in een stad gevestigd waar ik maar zelden kwam, al lag ze op nog geen tien kilometer van ons dorp. Bovendien zou het wel degelijk verwondering hebben gewekt als ik mij daar had vervoegd. De gedachte alleen al joeg mij het bloed naar de wangen. Dat bloed kwam ook in heftige beweging bij het idee dat ik mijn geluk zou beproeven op het gemeentehuis, waar men wel ergens een papier zou hebben met gegevens over La Lorraine. Ik kende verschillende kinderen van gemeente-ambtena-ren, dus misschien zou er langs die weg iets te bereiken zijn geweest. Maar ook die mogelijkheid verwierp ik.
De reden waarom ik mij met al deze nuchtere overwegingen bezighield was dat ik daardoor des te nadrukkelijker met de fantastische sfeer van La Lorraine werd geconfronteerd. Er zijn nu eenmaal naturen die, wanneer ze zich met zakelijke details hebben volgezogen, plotseling een radicale ommekeer ondergaan en zich van de als schijn doorziene werkelijkheid afwenden om op de vleugels van hun fantasie weg te vluchten. Zoals gezegd ging deze bevrijding van de alledaagsheid mij niet altijd vlot af en misschien is het daaraan te wijten dat het lang duurde eer ik anders dan als voorbijganger met La Lorraine in contact kwam. Het hek dat het terrein omringde, had de vorm van een stenen muurtje, brokkelig en niet hoger dan ongeveer een halve meter. Ik had er zo overheen kunnen stappen, nog afgezien van het feit dat het muurtje bij het pad naar de voordeur onderbroken was en geen enkele afsluiting de toegang bemoeilijkte. De verlaten omgeving droeg er ook al toe bij
73