Dat gold overigens voor de hele omgeving die hem meer aan een uitgeblust universum dan aan een menselijke behuizing deed denken. Toch kon men er menselijke dingen doen, bijvoorbeeld koffie zetten. En luisteren naar het gieren van de wind langs de ramen, wat de gezelligheid, en dus de menselijkheid, heette te verhogen, vooral wanneer de ramen zo rammelden als hier het geval was. Gerammel en geschommel. Dit laatste deed zich voor bij een verlichtingsinstrument dat ongeveer in het midden van het plafond hing - een lamp met een kap van glazen staafjes, waarop de wind genoeg vat had om ze in een licht wiegende beweging te houden. Hij schoof zijn stoel naar de hare toe, zodat hun voeten elkaar bijna raakten. Carla’s wangen blonken onder de schemerlamp. Ze was gelukkig en ze zei het. 'Fijn dat je er bent. Ik houd van grote mannen.’ Er begon weer iets lyrisch in hem te bloeien. 'Ik houd van vrouwen met een donzen huid’ zei hij. Ze lachte en bracht een hand naar haar gezicht. Hij stond op, boog zich voorover en omhelsde haar en tegelijkertijd alles wat de wereld aan frisse, jonge vrouwelijkheid bezat.
'Als ik je vroeg er met mij vandoor te gaan, zou je dat dan doen?’ vroeg ze terwijl hun gezichten vlak bij elkaar waren.
'Natuurlijk’ zei hij.
'Heb je zoiets al eerder gedaan?’
Hij tilde haar op en liet zich met haar in zijn eigen fauteuil zakken. Het meubel protesteerde, maar liefde heeft geen oor voor zulke waarschuwingen.
'Ik heb je iets gevraagd’ zei ze op haar gedecideerde manier.
'Ja, ik heb het gehoord. Je wilt graag weten wat ik zoal gedaan heb. Nou, niets bijzonders, niets wat niet al lang door anderen gedaan is.’
'Ik bedoel: er vandoor met een vrouw, een getrouwde vrouw.’
'Ja - wel zoiets’ zei hij. 'Ofschoon - er vandoor klinkt zo paniekerig. Laten we zeggen: een reisje.’
36