schoten, en aan één kant een enorme donkere vlek die bovenaan naar voren hing: een van vocht doortrokken bovenmaats ezelsoor. Tegen deze achtergrond waren enige versierselen aangebracht; gravures met landelijke en andere idyllische voorstellingen, wandborden met bloemmotieven, en een zwart masker dat een grijnzende uitdrukking had.
Carla had bij het binnentreden een staande schemerlamp laten aanflitsen. Bij deze lamp stonden twee clubfauteauils van zeer comfortabel type. De losse kussens die erin lagen moesten de venijnigheid van opstandige veren neutraliseren, iets waarin ze maar gedeeltelijk slaagden.
'Ik hoop dat je het hier niet al te erg vindt’ zei Carla, die niet zonder bezorgdheid toekeek hoe Henk zijn kloeke gestalte in een stoel liet zakken.
'In ieder geval is het hier zo ruim dat je niet gauw tegen de muren opvliegt’ zei hij.
Als geroutineerd kustbewoner had hij zich voorzichtig neergelaten en het meubel maar weinig gekraak ontlokt.
'Wil je een whisky-soda?’ vroeg ze. 'Of eerst koffie?’
Hij vermoedde dat de koffie moest dienen om iets van een huiselijke sfeer op te roepen.
'Ja, eerst maar koffie’ zei hij.
Typische dialoog van gehuwden, maar niet minder van kortstondige partners die tastend op weg gaan. De gehuwden weten zo goed waar ze aan toe zijn dat ze het al niet meer hoeven te weten en dus feitelijk nergens zijn. De kortstondige partners, op weg van nergens naar ergens, gaan uit elkaar voordat ze ergens zijn aangekomen en blijven dus ook in de woestijn.
Terwijl hij deze geestelijke ontdekkingen deed, of herkauwde, zette Henk zijn stoffelijke ontdekkingsreis voort. Het ledikant, een breed geval op korte houten poten, stond onder het ezelsoor. Het moest niet aangenaam zijn alleen in dit driepersoons vehikel te verblijven.
35