was eruit. De muzikanten pakten hun instrumenten in, er werden al wat lichten in de zaal gedoofd. Via een zijuitgang werd de weer enigszins tot zichzelf gekomen Hoven door vrouw en dochter naar hun auto geloodst.
In de toenemende verlatenheid begonnen de geluiden - stemmen, voetstappen, manipulaties met glaswerk en meubilair - spookachtig te klinken. Pop was de laatste die haar mantel en muts haalde. De vestiairejuffrouw was al weg. Terwijl Pop voor een spiegel haar muts opzette en daarbij de groeven uit haar gezicht trachtte weg te denken, ging het licht uit. Ze zei hardop: 'Verdomme!’ Dat moest een rotstreek van die Baalman zijn. Met haar handen voor zich uit liep ze naar de voordeur, een meter of tien. Ze trok aan de knop, ze probeerde hem om te draaien - geen beweging. Ze sloeg met haar vuist op het paneel; het liet zich niet vermurwen. Ze keerde zich om. De geluiden hielden aan. Het was ook niet volkomen donker, want aan het eind van de gang zag ze een zwak schijnsel. Maar de gedachte erop af te gaan en misschien die ellendeling tegen het lijf te lopen,, vervulde haar met weerzin. Er bestond nog een andere uitgang, die waarlangs Hoven was weggebracht, achter de vestiaire. In die richting moest ze zoeken.
4
De bovenverdieping van het feestgebouw was als woonruimte ingericht en tot flats verkaveld. De inrichting was bedoeld voor tijdelijke bewoners, seizoengasten die op de buitenlucht afkwamen en daarom binnenskamers geen al te hoge eisen mochten stellen. De verhuurders plachten venduties af te stropen om zich op de minst kostbare wijze te kunnen verrijken. Aftandsheid was in deze sfeer een veronachtzaamd begrip. Ieder meubelstuk dat zich nog op de been wist te houden, was goed genoeg voor de kortstondige
33