Hoven werd gekweld door een steeds sterker gevoel van onbehagen. Hij gebruikte geen alcohol, hij danste niet, hij huldigde geen kampioenen meer, hij baadde in een sfeer van vriendschap en waardering, en de vreugde van zijn dochter reikte kennelijk even hoog als die van de andere aanwezigen. Hij wierp een blik op zijn vrouw die hem daarstraks had opgevangen en nog juist een beschamend toneel had voorkomen. Dit alles moest hij door zich heen laten gaan terwijl hij een gezelschapshouding bleef betrachten die hem iedere enigszins dieper peilende analyse belette. Hij was alleen maar volkomen zeker van dat onbehagen, iets vreemds en vaags, maar toch niet zo vreemd en vaag of het had ook iets bekends, ja bijna iets vertrouwds.
'We moeten het niet te laat maken’ zei zijn vrouw.
'Alles waar te bij komt is verkeerd’ zei hij.
3
Terwijl Carla met een glimlach die ondanks haar vermoeidheid nog iets zonnigs had, een steelse handdruk van haar nieuwe vriend onderging, was Pop op weg naar wat haar het laatste stadium van wanhoop toescheen. De paar genoten glaasjes beletten haar in te zien dat ze wel wat overhaast het besluit had genomen haar manke levensgezel te laten schieten en zich van de zaalexploitant meester te maken. Ze had het gevoel dat een lang tegemoet geziene levensvervulling afstuitte op de gevoelloosheid van een uitgeslapen zakenman, een bruut die haar zelfs zijn voornaam niet had willen onthullen, een avonturier die hier was neergestreken, de hemel mocht weten waar vandaan.
Baalman merkte dat de Popvrouw op het punt stond haar zelfbeheersing te verliezen. Hij voelde zich hoe langer hoe minder geneigd om, hetzij als gentleman, hetzij als zakenman, consideratie
26