Hulptroepen
De oorlog duurde voort. De overwinning was al zolang in zicht dat men alle middelen moest aanwenden om het zicht helder te houden. Tot deze middelen behoorde de aanwezigheid van vrouwen op bepaalde punten achter het front, en het bureau FE 4 was aangewezen om daarvoor te zorgen. De leider, majoor Zinnemann, tekende op een voorjaarsochtend het bevel, veertig vrouwen over te brengen naar een met name aangeduide plaats in het Oosten. De tijd was voorbij dat men dergelijke helpsters als het ware voor het opscheppen had en maar de ronde langs een aantal verdachte huizen, hotelletjes, bars en nachtkroegen hoefde te doen om het gewenste kwantum bijeen te drijven. Op ieder voorjaar was een zomer gevolgd die de beslissing in de oorlog moest brengen. Iedere zomer was, na een lange winter, gevolgd door een voorjaar waarin de hoop naar nieuwe impulsen zocht om de komende zomer als de beslissende te zien. Toen er niet meer voldoende professionele vrouwelijke impulsen te vinden waren, werd de amateur-reserve aangesproken: jonge vrouwen in wie het politieke geloof zo fel brandde dat zij zich ter beschikking wilden stellen van de soldaten, wanneer dezen tussen hun krijgsbedrijvigheden door naar verstrooiing zochten. Maar ook deze voorraad gelovige vrijwilligsters raakte uitgeput naarmate er meer beslissende zomers in onbesliste winters waren overgegaan. Bovendien mocht men het vuur dat dit materiaal bezielde, niet te zeer aan dit ene onderdeel van de oorlogvoering dienstbaar maken. Er waren nog andere patriottische taken voor jonge vrouwen te vervullen: in vrouwen- en meisjes-
175