Thea, die weer moest optreden, keerde terug naar het allerheiligste achter het toneel. Haar vader, juist door zijn voorzitterschap in beslag genomen, had geen gelegenheid haar na te kijken. Zijn welbespraaktheid bleef hem trouw, ook in het persoonlijk contact. Het was goed leven in dit dorp, waar de vriendschap zo welig bloeide dat de vijandschap er niet doorheen kon dringen. Weggaan? dacht Henk Swart. Een onmogelijke gedachte, met een Carla die de bekroning van haar toneelgenot nog moest ervaren. Opmerkingen van haar over de gang van het stuk, de prestaties der artiesten, had hij behendig opgevangen. Ze gingen als twee bewonderaars de zaal weer in.
Nog één bedrijf, maar een lang. Het ging ten slotte om het kind, de achttienjarige die volkomen aannemelijk voor een tienjarige speelde. En wie hier niet van een drama durfde spreken, wist niet wat een ouderhart lijden kon. De dorpselite raakte ontroerd. Vrouwenogen moesten met zakdoekveegjes worden bijgehouden.
Tegen eerlijke ontroering is niets in te brengen, zeker niet wanneer men er een lieve, nog onveroverde vrouw mee behept ziet. Onaandoenlijkheid moest het voorrecht blijven van de mythologische schimmen die de muren bevolkten. Met hun suikeren houdingen en gebaren hielden ze de wacht rondom het aangegrepen publiek. Was er niet die lieve vriendin geweest, had de gegrepenheid langer geduurd, dan had ook Henk Swart zijn zakdoek moeten hanteren, om een lachaanval terug te duwen. Maar de vriendin was er en menselijke bewogenheid zakt snel af.
De kleine Thea steeg inmiddels even snel. Of ze nu een hoofdrol speelde of niet, zoals Hoven door haar afwezigheid het tweede bedrijf tot een glansloze aangelegenheid had zien verworden, zo zag hij nu door haar toedoen de toneelgebeurtenis indrukwekkende proporties aannemen. Dat zijn vrouw daar weer haar jasje bij aan had, verbaasde hem. Hij had graag zijn eigen jasje, en nog veel meer, uitgetrokken als dat niet om allerlei redenen on mogelijk was
15