geen sprake van slapen, alleen van onrustig denken aan allerlei dingen die hem de afgelopen uren vervuld hadden: de wind in de bomen, de bewoner van het kasteel, het op te richten koor, Jansens blijmoedige plichtsbetrachting, de nachtelijke werkers die door het dorp gingen zonder aan zingende bomen te denken.
Hij ging pas laat in de middag naar het gemeentehuis terug, nadat hij telefonisch een afspraak had uitgesteld. Hij moest nog een paar brieven tekenen en informeren of er wat nieuws was. Het nieuws kwam uit de mond van Jansen. De kasteelbewoner had in het dorp boodschappen gedaan, brood, kaas en nog het een en ander gekocht, en zijn rondwandeling besloten met het drinken van een kop koffie in de gelagkamer van Maathuis. Volgens deze was de man niet degene die hem eens uit zijn bed had gehaald, maar blijkbaar een andere telg van het geslacht Akkerman.
Het zou allemaal weinig opzienbarend zijn geweest als de burgemeester bij het horen van de naam Akkerman niet in stilte had gerijmd: Wakkerman. Dat was een merkwaardige aanwijzing. Wat hij er precies achter moest zoeken wist hij niet, maar dat zou nog wel komen. Het kon op hem zelf slaan, geen mens in het dorp was zo wakker als hij. Het kon ook op die man van het kasteel slaan, een rusteloze die zijn onrust had verheimelijkt door de eerste letter van zijn naam af te kappen. Maar dit gold ook voor de andere Akkermannen. En inderdaad, waren het niet rusteloze, verbijsterde gees-, ten, zo fel op elkaar gebeten dat ze hun bezit lieten verkommeren en op de meest onverwachte momenten in het dorp opdoken?
Hij herinnerde zich iets. Mensen konden elkaar beïnvloeden, niet alleen door onmiddellijke aanwezigheid, maar ook van een afstand, door overdracht van gedachten, telepathie of hoe men het wilde noemen. De atmosfeer bevatte energieën waarover de wetenschap nog maar nauwelijks opheldering verschafte. Het was denkbaar dat het centrum van onrust dat het kasteel vormde, iets uitstraalde, een kracht die hem de slaap benam. Maar zou hij dan de enige zijn die
120