tot zulk een hooge, toomelooze vaart, dat over zee en land de stralen schoten en Hollands macht omspande heel de aard.
Hem heugt het pril begin: hoe de rebellen, zijn eigen koppig en vermetel ras, het Spaansche rijk verteerden in een felle guerilla tot een uitgedord gewas.
Geen tyrannie kon in dit land gedijen: de vleugelslag der winden was te breed, de hemel boven Hollands vlakke weien omgaf de menschen als een golvend kleed.
Zij moesten diep hun armen kunnen steken in het oneindige, dat hen omwoei, hun leefkracht putten uit de verre streken, waar in den avond stierf de zonnegloei.
Zij moesten zich bewegen als de wolken, de rotskasteelen in de blauwe lucht, als vogels, die het hemeldiep bevolken en niets biedt weerstand aan hun rappe vlucht. Hun ademtocht was vrijheid, in hun longen begon de golf te zwellen van het lied, dat in geen eeuwigheid is uitgezongen, want zelfs de dood raakt aan dit klinken niet.
Het is de zang geworden stem der aarde, de drift die in den oernacht reeds begon: toen het omnevelde bewustzijn klaarde, steeg zij in klankfonteinen naar de zon.
En in dit Hollandsch land, waardoor het stroomen
22