en zocht vertroosting in den Vaderschoot.
Dan wischte Decker zich de oogen af en nam den Bijbel; bij het klaar en straf gebeiteld oordeel van den boetprofeet verscherpten zich zijn trekken; als een heet, verdorrend waaien joeg het langs hem heen, de wereld werd een vlak van asch en steen, waarboven het vernietigende vuur der zon de schepselen een levensduur bleef teisteren: het was Gods eigen oog, dat eeuwig zich van kim tot kim bewoog, een grimmig teeken, dat zich aan den wand der wereld voortschoof en met dorst en brand de stervelingen martelde, totdat zij uitgemergeld, stom en afgemat vooroverstortten in den hellepoel, van alle aardsch bestaan het somber doel.
De schipper lachte, en dit lachen stond
als met een mes gekorven om zijn mond,
het was- niet hoorbaar; door het harde rif
van zijn gebeente sloop het als een gif,
verkilde hand en voet, herschiep hem gansch
tot marmer, een niet meer op de cadans
der schepping gaande mensch, maar een versteend
bezinksel, dat zijn levenskracht ontleent
aan het onwezenlijke van zijn staat:
een doode, die de wereld gadeslaat.
17