die hem den hemel hadden ingedreven, den hemel en de hel der eenzaamheid.
Wat zou hij kiezen, als hij weer mocht leven? Opnieuw den eenzamen, verbeten strijd?
Of het geruste deel der sterke mannen, wier kracht zich in den arbeid heeft bevrijd? Want enkel arbeid in gemeenzaamheid vermag den wijden hemel te omspannen en vindt de bronnen der gerechtigheid. —
Hij boog het hoofd, hij had verkeerd gekozen, er was geen weg terug — en het was goed.
Hij zou weer scheep gaan en zijn eindeloozen zwerftocht hervatten, Gods doel tegemoet; het doel, waarheen de schepping werd gedreven, het ongeweten Koninkrijk van Licht.
Hij glimlachte: wat waren dood en leven?
Zij werden weggebrand in het Gericht.
143