Hun doortocht riep vergeten beelden wakker; het landvolk school in schorre vrees tezaam en zag de duivels rennen langs den akker, en huiverde, tot bidden onbekwaam; daar was een enkele, die handen vouwde en om vergiffenis ten hemel riep, tot hij het bliksemende zwaard aanschouwde en bloed uit zijn gespleten gorgel liep; zijn woorden stikten in een toonloos kreunen; terwijl hij neerviel tastte nog zijn blik: een schouder, waarop hij zou kunnen leunen, dan gaf hij, zuchtend, reeds den laatsten snik; de anderen sprongen rond als vleugellamme vogels, vocht sijpelde hun oogen door, het nevelde, zij zagen zwaarden vlammen, het vuur sloeg in; de aarde, die tevoor hun moeder was geweest, werd bij het sterven de bruid, die zij omhelsden in hun bloed, zij konden haar in eeuwigheid niet derven, haar schoot werd met hun levenssap gevoed.
9