Verloren slag: een bandelooze horde,
die naar de schim van eigen wanhoop slaat;
terwijl de dag tot schemering verdorde,
stegen de wallen op voor hun gelaat
naar broeische duisternis, waaruit een dreigen
hen vormloos en vernietigend besprong;
het dauwde reeds; de maan begon te stijgen,
een lichte ziel, die in den hemel drong;
tot zij zich schreeuwend van hun angst ontdeden:
alom de dood, het donker dreigement;
terug, voorgoed terug naar een verleden,
dat de nabijheid van den dood ontkent;
wild wierpen zij het wapentuig terzijde
en over lijken struikelden zij heen;
er klonk nog kreunen, en de paarden schreiden
hun doodsnood uit; zij lieten hen alleen,
verloren in het maneklare duister,
dat alles overspon met zilverrag;
de stilte viel, het eeuwige gefluister;
en op de muren wapperde de vlag.
49
Mok 4