Orkaan van klanken: reutelen en gillen,
der paarden dof gesteiger en gestamp,
getroffenen, die plots in doodskou rillen
en wentelen zich in een laatste kramp;
de legers dringen op, door harnaskieren
stooten de zwaarden naar het warme bloed
of maaien dwars door blinkende vizieren;
over de wallen schuimt de hooge vloed
van de rebellen, die in zwarte golven
uitstroomen tusschen knecht- en ridderschap
en naar de paarden springen gelijk wolven,
de ruiters af doen storten, in een rap
gebaren, in een bliksemend ontmoeten
van weer en tegenweer, want dit moment
moet duizend jaren van ellende boeten,
en in het bloed slechts wordt de wraak herkend;
verscheurde lijven, die de aarde drenken,
het klokt: een mensch keert tot zijn oorsprong weer,
wat hij zijn medemenschen niet wou schenken,
moet hij in bloed betalen aan den Heer.
48