De eerstgeborene
In de morgen van een open winterdag kwam hij omhoog uit het zeelicht, een eerstgeborene, omwaaid door vlagen zon.
Achter hem was de branding tot murmelen gekrompen, trokken meeuwen kringen in de waterblauwe hemel, dwaalde gefluister door de helm.
De jonge glans op zijn gezicht verried zijn herkomst, opgeroepene uit verten waar stilte en klank elkaar omarmen.
Door de duinen, wachtende bewakers, volgde hij tegen de vertraagde wind zijn weg naar de wereld, eenzame, door visioenen bevlogen koning.
51