Hoeveel jonge gratie, hoeveel schoonheid,
hoeveel hunkerend leven werd daar
omgestort, voorgoed op reis gestuurd
door een zee zonder grond. Tot aan
zijn laatste ogenblik zou Noach meebewegen
met het verlorene, nooit meer een dag
zien opengaan zonder de dood
met koude vlerken langs zijn aangezicht
te voelen strijken. En nooit meer
zou hij zijn eenzaamheid kunnen verjagen
zonder diepe teugen van het bedwelmende vuur
dat gloeide in de wijn.
46