Regenbogen boven Amsterdam
Vaak wanneer ik Amsterdam denk, houdt de tijd
zijn loop in, breekt er een stilte aan
waar honderdduizend stemmen in verloren zijn,
begint een onderhuidse wond opnieuw
te bloeden, wordt de horizon
de drempel van een uitgewoond heelal.
Veel onbestorven leed is Amsterdam, veel weggemaaide kracht, vergruizeld licht dat rondtast in het donker, energie die naar een lichaam zoeken blijft en vindt geen onderdak, geen bedding om haar reis onder de sterren te voltooien.
Amsterdam is klokken met dubbele stem,
een die het ogenblik laat vallen, een die de jaren
verlossen wil uit hun vergetelheid;
het is water dat beelden van nu en voorheen
opvangt en uitwist, leven, onophoudelijk
in tweespraak met de dood.
Amsterdam is bewogen bestendigheid,
weemoed op zuilen van rust, een moeder
die om haar levende kinderen
niet éen verloren kind vergeet,
stad die morgenlicht en ongedroogde tranen
met regenbogen overspant.
44