Bijna winter
Bijna winter en nog bloeit de zon boven Texel, een verlopend feest. De gasten hebben schatten nagelaten, trage zeeën, sluimerende bossen, paden die telkens de weg kwijtraken, en her en der weer aan hun sterfelijkheid overgeleverde enkelingen.
Het rust alles in een vredige vergeefsheid. Men kan er leven zonder het te weten of met een zucht voorgoed voorbijgaan.
30