Bergwandeling
De ijstijd haakt zijn tanden in ons vlees, terwijl wij over brokkelige paden zonder gedachten door een hemel waden, die zwijgen blijft om onze ruimtevrees.
Wolken staan op de dalen met een been dat uitloopt in een sliert van losse draden.
Een berg verheft zich in zijn zwartgeladen afzijdigheid van louter steen op steen.
Met kromme schouders en een rug van zweet drukken wij kilometers uit hun baan, gehoorzaam aan de val van onze voeten.
Dan, in een wereld die geen wereld heet, blijven wij ver buiten onszelven staan, uit angst dat wij elkanders stem ontmoeten.
60