Wat er niet meer is
Wat er niet meer is: de grote stem die in de nacht haar zwijgen opendoet en loopt de ronde van het toegedekte licht trager en trager, tot de slaap ontwaakt, een leger zachte armen, een gelaat dat louter wolk is en de angst der ogen voor lange uren in zijn warmte sluit.
Nu, door het water van de avond gaande, zie ik alleen een ledig spiegelbeeld geëtst in de metalen oppervlakte.
De vleugel van de late wind verwekt geen rimpeling en zelfs de tranen zijn veel te lang bedwongen om nog ooit uit hun verdroging los te stromen.
23